In Nederland bestaat er een leerplicht voor alle kinderen tussen 5 en 16 jaar, tenzij ze een vrijstelling hebben. Jongeren die na hun 16e nog geen startkwalificatie hebben moeten zelfs tot hun 18e onderwijs volgen. Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2 of hoger).
De leerplicht moet ervoor zorgen dat jongeren zich voorbereiden op de maatschappij en de arbeidsmarkt. Scholen, gemeenten en de Rijksoverheid werken samen om de naleving van de leerplicht te controleren.
Kinderen gaan in Nederland verplicht naar school vanaf de eerste dag van de maand na hun 5e verjaardag. De meeste kinderen gaan overigens al vanaf 4 jaar naar school. Vanaf 3 jaar en tien maanden mogen kinderen 5 dagen naar school om te ‘oefenen’. De leerplicht duurt tot het eind van het schooljaar waarin een leerling 16 jaar wordt. Als er geen diploma Havo/VWO/MBO2 is gehaald, dan gaat de kwalificatieplicht in tot de leeftijd van 18 is bereikt.
Vrijstellling wordt soms gegeven aan jonge kinderen (jonger dan 6 jaar) waarvoor een volle schoolweek nog te zwaar is. Zij mogen 5 uur per week worden thuisgehouden, zonder toestemming te hoeven vragen. Wel moet het gemeld worden bij de school. Als dit nog steeds te veel is voor uw kleuter, dan kunt u nog eens extra 5 uur vrijstelling vragen. Hiervoor is dus wel toestemming nodig.
Er zijn bepaalde situaties waarin uw kind niet hoeft te worden ingeschreven bij een school. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat uw kind door geestelijke of lichamelijke beperkingen niet naar school kan, omdat uw kind in buiten Nederland naar school gaat , of omdat u met uw kind een trekkend bestaan leidt en dus niet aan een plek in Nederland gebonden bent (bijv. kermisexploitanten). Er kan ook vrijstelling worden aangevraagd op basis van bezwaar van levensbeschouwelijke richting van buurtscholen. Er wordt dan gezocht naar oplossingen in de vorm van alternatief onderwijs of thuisonderwijs.
De vrijstelling is geldig voor 1 jaar en dient te worden aangevraagd bij de leerplichtambtenaar in uw gemeente.
De leerplicht betekent ook een recht op een zo passend mogelijke plek in het onderwijs voor alle kinderen. Scholen moeten in principe kinderen toelaten, en zonodig en voorzover mogelijk, maatregelen treffen om het kind tegemoet te komen. Dit is geregeld in de Wet Passend Onderwijs.
Alle kinderen moeten op een school zitten die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Ook als zij extra ondersteuning nodig hebben. Dat is het uitgangspunt van passend onderwijs. Lukt dat niet op de school waar u uw kind had aangemeld? Dan moet er een school worden gevonden die de begeleiding wel kan bieden. Dat kan een speciale school zijn. Passend onderwijs geldt voor kinderen in het basisonderwijs en jongeren in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
Er zijn drie geldige redenen voor een school om uw kind te weigeren:
- de school kan, gezien de eventuele beperkingen van uw kind, niet de ondersteuning en het passend onderwijs bieden dat het nodig heeft, de school heeft dan wel een zorgplicht om een andere school te vinden die bereid is om uw kind toe te laten;
- de school (of de groep) is vol;
- er dreigt ernstige verstoring van de rust en orde op school als uw kind wordt toegelaten.
Dit geldt voor alle scholen: zowel voor bijzondere (dat zijn scholen die uitgaan van een bepaalde religie of levensbeschouwing, bijvoorbeeld protestants-christelijke, rooms-katholieke en islamitische scholen) als voor openbare scholen.Daarnaast mag een bijzondere school uw kind weigeren vanwege godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen. Een openbare school mag uw kind op grond van deze reden overigens niet weigeren.
Scholen moeten hun aannamebeleid van leerlingen schriftelijk vastleggen en bekendmaken. U kunt bezwaar maken tegen de weigering uw kind toe te laten. Eerst bij de school zelf en daarna, als u dat nodig vindt, bij de rechtbank en/of Raad van State. Ook kunt u uw geschil voorleggen bij de tijdelijke landelijke geschillencommissie, op het moment dat uw kind een extra ondersteunigsbehoefte heeft en niet wordt toegelaten