Met de invoering van 1 Europese munt moest een einde komen aan de schommelende wisselkoersen. Deze belemmerden de internationale handel. Als een wisselkoers plotseling daalde of steeg, kregen transacties mogelijk opeens een heel andere betekenis voor een bedrijf. Bedrijven konden zich hiertegen beschermen, maar dat kostte geld. Deze kosten werden uiteindelijk aan u doorberekend. Het einde van de koersschommelingen scheelt geld én onzekerheid.

De Eurolanden zijn:
– België
– Duitsland
– Finland
– Frankrijk
– Griekenland
– Ierland
– Italië
– Luxemburg
– Nederland
– Oostenrijk
– Portugal
– Spanje
– Slovenië (per 1-1-2007)
– Cyprus (per 1-1-2008)
– Malta (per 1-1-2008)
– Slowakije (per 1-1-2009)
– Estland (per 1-1-2011)
– Letland (per 1-1-2013)
– Litouwen (per 1-1-2015)

De niet-Euro-landen zijn:
– Bulgarije
– Denemarken
– Hongarije
– Kroatië
– Polen
– Roemenië
– Tsjechië
– Verenigd Koninkrijk
– Zweden

De eurozone bestaat uit alle eurolanden van de Europese Unie die de euro als munt hebben.