De Koning en de ministers vormen samen de regering. Het kabinet, alle ministers en staatssecretarissen, bestuurt het land en voert het beleid uit. Het parlement controleert het kabinet.

Kabinet
Het kabinet bestaat uit de ministers en de staatssecretarissen. Een nieuw gevormd kabinet krijgt de naam van zijn minister-president: nu is het kabinet-Rutte-Asscher in functie.

Een minister geeft politieke leiding aan een ministerie. Ook kan een minister worden benoemd die niet is belast met de leiding van een ministerie, de ‘minister zonder portefeuille’. Zo’n minister vindt onderdak bij een van de ministeries.

Een minister kan worden bijgestaan door een of meer staatssecretarissen, aan wie de minister een gedeelte van zijn taak opdraagt. De taakomschrijvingen van de staatssecretarissen kunnen per kabinetsperiode verschillen en worden na hun benoeming in de Staatscourant gepubliceerd.

Een minister wordt bij afwezigheid in beginsel vervangen door zijn staatssecretaris. Dit is vastgelegd in de vervangingsregeling. Een staatssecretaris neemt bij afwezigheid van zijn minister deel aan de beraadslagingen in de ministerraad, maar hij heeft geen stemrecht.

De staatssecretaris woont verder de vergadering van de ministerraad bij als in de raad een onderwerp aan de orde is, waarvoor hij volgens zijn taakomschrijving verantwoordelijk is.

Het kabinet en de afzonderlijke ministers zijn verantwoording schuldig aan het parlement. Zij moeten het vertrouwen hebben van de meerderheid van het parlement.

Meer informatie over de verhouding tussen de regering en het parlement vindt u in het dossier Parlement.

Parlement
Nederland is een parlementaire democratie. Dat betekent dat kiesgerechtigde Nederlanders elke vier jaar kiezen wie hen vertegenwoordigen in het parlement.

Het parlement (de Staten-Generaal) bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.

Het parlement controleert de regering en is medewetgever. Een wet kan pas ingaan als de Eerste en de Tweede Kamer het wetsontwerp hebben aangenomen.