Opbouw Voortgezet Onderwijs

Het voortgezet onderwijs bestaat uit:

een onderbouw, die begint met een brugperiode;

een bovenbouw.

Onderbouw van het voortgezet onderwijs

Alle schooltypen beginnen met de onderbouw van het voortgezet onderwijs; deze duurt 2 jaar in het vmbo en 3 jaar op de havo en het vwo. Scholieren volgen een breed vakkenpakket dat voor iedereen hetzelfde is. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft in 58 kerndoelen beschreven wat leerlingen in de onderbouw moeten leren.

Brugperiode in het voortgezet onderwijs

Onderdeel van de onderbouw is de brugklas of brugperiode. Op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs is de brugperiode 1 of 2 jaar. De brugperiode is vaak een samenvoeging van 2 of meer onderwijstypen. In die periode gaat de school na wat voor de leerling het meest passende onderwijstype is. Voorbeelden van brugklassen zijn:

vmbo beroepsgericht en vmbo theoretisch;

vmbo theoretisch en havo;

havo en vwo;

vmbo, havo en vwo.

Bovenbouw van het voortgezet onderwijs

De bovenbouw in het vmbo en de havo duurt 2 jaar, in het vwo 3 jaar. De bovenbouw in havo en vwo wordt ook 2e fase genoemd. In de bovenbouw kunnen leerlingen profielen kiezen. Daarmee kunnen zij zich in een bepaalde richting specialiseren.

Het ministerie van OCW heeft de eisen voor de bovenbouw van het vmbo, havo en vwo vastgelegd in  eindtermen. Deze omschrijven de kennis en vaardigheden die een leerling aan het eind van zijn schooltijd moet hebben.