Soort scholen

Er zijn verschillende soorten scholen voor voortgezet onderwijs. Ze onderscheiden zich door het schooltype, de levensovertuiging en de onderwijskundige stroming.

Nederland heeft verschillende typen voortgezet onderwijs:

Praktijkonderwijs voor jongeren die moeite hebben om een diploma voor het voortgezet onderwijs te halen. Het praktijkonderwijs leidt rechtstreeks op voor de arbeidsmarkt en duurt 6 jaar.

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) bereidt leerlingen voor op het mbo en de havo. Het vmbo duurt 4 jaar. Voor leerlingen die extra begeleiding nodig hebben op het vmbo is er het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo).

Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) bereidt scholieren voor op een hogere beroepsopleiding (hbo). De havo duurt 5 jaar.

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) bereidt leerlingen voor op een studie aan een universiteit. Er zijn 2 typen vwo: atheneum en gymnasium. Op het gymnasium zijn de klassieke talen Latijn en Grieks verplicht in de onderbouw en is 1 van deze talen verplicht als examenvak. Op het atheneum hoeft de leerling geen klassieke talen te volgen. Het vwo duurt 6 jaar.

Voor lichamelijk gehandicapte, slechthorende, slechtziende of langdurig zieke leerlingen is er speciaal onderwijs. Daarnaast zijn er speciale scholen voor jongeren die aan topsport doen.

Speciaal voortgezet onderwijs

Ouders of verzorgers die een school voor speciaal voortgezet onderwijs zoeken, kunnen contact opnemen met het Regionaal Expertise Centrum (REC). Kan het REC niet helpen, dan kunnen ouders of verzorgers een onderwijsconsulent inschakelen.

Ze kunnen ook gebruikmaken van de diensten van MEE, een landelijke organisatie die in alle provincies werkzaam is. De organisatie zoekt samen met ouders of verzorgers naar de juiste zorg en passend onderwijs voor hun kind.

Levensovertuiging en onderwijskundige stroming in het voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs zijn er openbare en bijzondere scholen, net als in het basisonderwijs.

Openbare scholen werken niet vanuit een bepaalde godsdienst of levensovertuiging. Ze staan open voor kinderen van alle godsdiensten en levensbeschouwingen. Leerlingen kunnen op een openbare school wel godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk onderwijs volgen.

Bijzondere scholen gaan uit van een bepaalde levensovertuiging. Zo zijn er rooms-katholieke, protestants-christelijke en islamitische scholen.

Zowel openbare scholen als bijzondere scholen kunnen hun onderwijs inrichten volgens een bepaalde opvoedings- en onderwijsmethode. Voorbeelden zijn Montessori, Jenaplan, Dalton of Freinet. Dit heet ook wel vernieuwingsonderwijs of alternatief onderwijs.